A. Kan onderzoeken op welke manier de opdracht uitgevoerd kan worden en kan een uitvoeringsplan maken
B. Kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen
C. Kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die meegenomen worden in de uitvoerende fase
D. Kan de betekenis van het creatieve proces onderzoeken en een relatie leggen met te gebruiken technieken, materialen en media
E. Kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en durft nieuwe mogelijkheden uit te proberen