A. Kan de relatie tussen accounts, privacy en persoonlijke informatie aangeven
B. Kan eigen beveiligings- en privacyaspecten van internetgebruik voor zichzelf en voor anderen benoemen
C. Kan op basis van vuistregels eigen veiligheid rondom betalingsverkeer inschatten
D. Kan beoordelen of informatie logisch, consistent en realistisch is
E. Kan representatie van gegevens op consistentie beoordelen